Meisjes beschermen tegen besnijdenis begint bij professionals, niet bij de rechter
Opiniestuk in de Volkskrant van 14 juli 2025.
Auteurs: Wendela Hingst, interim directeur-bestuurder bij Pharos, en Ton Coenen, directeur van GGD GHOR Nederland
De discussie over de aanpak van vrouwelijke genitale verminking (VGV) krijgt opnieuw veel aandacht met het WODC-rapport Over grenzen. Dit rapport vergelijkt, onder andere, de bestrijding van meisjesbesnijdenis in Nederland met een aantal andere Europese landen. De kop in de Volkskrant, ‘Leren van Britten over straffen genitale verminking’, verwijst naar de aanbevelingen in het rapport, waarin gepleit wordt voor extra wetgeving en juridische beschermingsmaatregelen.
Het Britse model lijkt op het eerste gezicht de juiste aanpak in het bestrijden van vrouwelijke genitale verminking. Maar het risico bestaat dat er te veel nadruk komt op strafmaatregelen, en hele groepen worden weggezet als dader. Moeten we echt kijken naar het Britse model als het gaat om voorkómen van meisjesbesnijdenis? Of is het effectiever om de bestaande aanpak eerst te versterken?
Zero-tolerancebeleid
Nederland kent een zero-tolerancebeleid: alle vormen van meisjesbesnijdenis zijn bij wet verboden en strafbaar. De ketenaanpak die we in ons land hanteren, heeft als doel om meisjes te beschermen door preventie, zorg en wetshandhaving met elkaar te verbinden. Het is een zorgvuldig opgebouwde samenwerking tussen verschillende organisaties, gemeenschappen en professionals die zich inzetten om VGV te voorkomen en de juiste zorg te bieden aan meisjes en vrouwen die besneden zijn.
Het is geen stappenplan met als uiteindelijke doel daders op te sporen. Maar een samenhangende aanpak waarin álle professionals mee moeten doen om dit tot een succes te maken. De jeugdgezondheidszorg, docenten op scholen, de reizigersadvisering, de kraamzorg, maatschappelijk werkers et cetera – allen hebben een rol om alert te zijn op signalen en meisjes te beschermen.
We zien echter ook, dat de werking van de ketenaanpak op dit moment niet optimaal is. Zo zien we in trainingen, die Pharos en de GGD-en geven, dat er nog veel onbekendheid is met het onderwerp. Waardoor signalen vaak onvoldoende herkend worden. Daarnaast zien we in de trainingen, en dat blijkt ook uit onderzoek, dat veel professionals ongemak ervaren bij het aangaan van het gesprek hierover met de ouders. De vraag is daarom of we niet beter eerst kunnen inzetten op het versterken van deze bestaande aanpak, in plaats van nieuwe wetgeving te introduceren. Zo’n wetgevingsproces duurt lang voor het in werking treedt en heeft als bezwaar dat het hele groepen stigmatiseert.
Voorlichting
De eerste aanbeveling uit het rapport is duidelijk: ‘Investeer in voorlichting binnen gemeenschappen, versterk kennis en vaardigheden van professionals, en bevorder duurzame samenwerking tussen ketenpartners.’ Daar staan wij volledig achter. Juist nu, in een tijd waarin veel organisaties die zich inzetten voor de aanpak van VGV geconfronteerd worden met bezuinigingen, is het essentieel dat deze organisaties ondersteuning blijven ontvangen, zowel financieel als met kennis en expertise.
De ondersteuning van deze organisaties is ontzettend belangrijk. Niet alleen moeten professionals die met kinderen werken weten hoe ze signalen van meisjesbesnijdenis kunnen herkennen, ook moeten zij in staat zijn om het gesprek hierover op een eerlijke, open en respectvolle manier te voeren met ouders en gemeenschappen. Het vergt vertrouwen om over zo’n gevoelig onderwerp te praten. Daarom is het belangrijk dat professionals getraind worden in hoe ze deze gesprekken effectief kunnen voeren, zonder vooroordelen maar wel met duidelijke informatie over de gevolgen van vgv en het beleid in Nederland.
Daarnaast noemt het rapport het belang van samenwerking met gemeenschappen waar VGV voorkomt. Deze aanpak kan alleen succesvol zijn als het wordt gedragen door de gemeenschappen zelf. Helaas zien we ook dat de structurele samenwerking met gemeenschappen nu als eerste wordt wegbezuinigd. Terwijl het beschermen van meisjes niet zonder de gemeenschap kan.
Bedenkingen
Het Britse model lijkt op het eerste gezicht misschien een oplossing. Wij hebben er echter bedenkingen bij, omdat het risico bestaat dat we te veel nadruk leggen op strafmaatregelen, en hele groepen wegzetten als dader. In het WODC-rapport wordt hierover geschreven: ‘Hoewel beschermingsmaatregelen zijn bedoeld om slachtoffers te beschermen, kan de wijze waarop deze worden ingezet ook leiden tot stigmatisering, discriminatie, etnisch profileren en wantrouwen jegens de hulpverlening.’
Als we echt willen voorkomen dat meisjes te maken krijgen met VGV, moeten we nu niet kijken naar extra juridische procedures. Maar naar hoe we ons bestaande systeem beter kunnen maken, door in te zetten op preventie, samenwerking en kennisdeling. Dat is de weg vooruit.