Factsheet

Kinderen van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europese landen

De uitbreiding van de Europese Unie heeft geleid tot een toename van arbeidsmigranten. Zij komen vooral uit Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landen). Sommige arbeidsmigranten komen alleen, anderen brengen hun partner of kind(eren) mee. Sommigen zijn hier tijdelijk en anderen bouwen hier hun bestaan op. In deze infosheet staat de vraag centraal hoe het met de ruim 90.000 kinderen* uit deze MOE-landen gaat. Hoe gaat het met hun gezondheid, welzijn en op school? Welke knelpunten zijn er? En wat moet er gebeuren om arbeidsmigranten en hun kinderen zo goed mogelijk te ondersteunen?

*Exacte aantallen zijn niet weer te geven. Uit CBS Statline data is niet op te maken of het om kinderen van kennismigranten/expats of van arbeidsmigranten uit MOE-landen gaat. Kinderen die niet in de BRP staan ingeschreven zijn ook niet meegenomen in dit aantal.

Migratie is een ingrijpende ervaring voor kinderen, hoe veerkrachtig zij ook zijn. Ouders van kinderen uit MOE-landen zijn vaak kwetsbaar om allerlei redenen. Zij zijn vaak deels ongeschoold. Ook doen zij vaker laag gekwalificeerd, laag gewaardeerd en slecht betaald werk waarbij er vaak sprake is van onregelmatige diensten. De huisvesting laat vaak te wensen over. Armoede maakt gezond opgroeien lastiger.

Gebrekkige registratie, geen (verplichte) inburgering

Door gebrekkige registratie in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn veel kinderen en gezinnen, die voor kortere of langere tijd in Nederland verblijven, onzichtbaar. Hierdoor is het voor gemeentes en zorgprofessionals lastig om zicht te krijgen op deze groep. Ook het gericht aanbieden van hulp en ondersteuning is hierdoor niet mogelijk. EU-burger volgen arbeidsmigranten geen (verplichte) inburgering. Een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal, weinig kennis van de Nederlandse wet en regelgeving en de onbekendheid met instanties voor zorg- en welzijn, zorgt er voor dat kinderen in kwetsbare omstandigheden opgroeien. Bovendien missen deze gezinnen vaak steun van familie en hebben zij een beperkt sociaal netwerk in Nederland.

Dit zijn de MOE-landen:

Bulgarije, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië.

Het aantal arbeidsmigranten – met en zonder kinderen – neemt jaarlijks toe. In 2022 waren er 410.032 ingeschreven personen uit MOE-landen in Nederland. Tien jaar daarvoor waren dat nog 164.667 personen. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 60% van deze mensen gerekend kan worden tot de groep arbeidsmigranten.
Het aantal kinderen uit MOE-landen blijft daarmee eveneens stijgen. Van de 410.032 personen uit MOE-landen in Nederland waren er ruim 92.000 kinderen tussen de 0-20 jaar (zie tabel 1). Het werkelijke aantal ligt waarschijnlijk (veel) hoger, omdat een aanzienlijk deel van de arbeidsmigranten zichzelf en hun kinderen niet inschrijven in de BRP.

Tabel 1. In de BRP ingeschreven 0-20 jarigen uit MOE-landen (CBS StatLine).

Verdeling per leeftijdscategorie:

Het grootste gedeelte van de kinderen uit MOE-landen wordt in Nederland geboren of is nog erg jong als zij met hun werkende ouders naar Nederland komen (zie tabel 2).

Tabel 2. In de BRP ingeschreven kinderen uit MOE-landen per leeftijdscategorie (CBS StatLine).

*Iemand met een migratieachtergrond is een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Eerste generatie migranten zijn mensen die zelf in het buitenland geboren zijn en de tweede generatie zijn mensen die in Nederland geboren zijn, maar tenminste één van hun ouders niet

Ieder kind verdient een optimale kans op een gezonde en gelukkige toekomst. Met een deel van de kinderen uit MOE-landen gaat het goed, maar dat geldt niet voor alle kinderen. Bij Pharos krijgen we namelijk zorgelijke signalen over de gezondheid, het opgroeien en opvoeden van kinderen uit MOE-landen van zorgprofessionals, onderwijsprofessionals en zelforganisaties. Ook weten we uit onderzoek dat zwangere en pas bevallen vrouwen van Bulgaarse afkomst minder toegang tot geboortezorg hebben, waardoor hun baby’s een minder kansrijke start tegemoet gaan. Daarom maken we ons zorgen over de gezondheid, het welzijn en de toekomstmogelijkheden van kinderen van arbeidsmigranten uit MOE-landen en besteden we aandacht aan deze onderbelichte groep kinderen.

Dit zijn de zorgelijke signalen over kinderen uit MOE-landen:

  • Arbeidsmigranten zijn vaak met te veel mensen in een woning gehuisvest. Soms wonen er 20-25 personen in één huis, onder wie soms ook kinderen. Door krappe huisvesting komen kinderen vaak slaap tekort.
  • Ouders spreken doorgaans de Nederlandse taal (nog) niet. Daardoor beginnen kinderen vaak met een taalachterstand op school.
  • Kinderen die op 4 jarige leeftijd nog niet aangemeld zijn op school omdat ouders niet weten dat dit de gangbare leeftijd is in Nederland (omdat dit in het thuisland anders is). Of omdat zij het kind zelf nog te jong vinden. Ook maken zij niet altijd gebruik van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) voorzieningen.
  • Basisscholen rapporteren dat kinderen uit MOE-landen soms pendelen tussen thuisland en Nederland waardoor zij bepaalde schoolperiodes missen. Pendelen vindt ook plaats om gebruik te maken van zorgvoorzieningen in het land van herkomst.
  • Er zijn signaleren uit enkele gemeenten over kinderen uit MOE-landen, vooral uit Bulgarije, die de hele dag op straat lopen omdat beide ouders werken. Er is geen zicht op de omvang van deze groep.
  • Sommige scholen geven aan dat ze te maken hebben met pubers die seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen.
  • Jeugdverpleegkundigen signaleren dat een deel van de kinderen uit MOE-landen overgewicht en/of een slecht gebit heeft.
  • Arbeidsmigranten zijn vaak onbekend met de geboortezorg, kraamzorg en jeugdgezondheidszorg in Nederland, zij kennen het bestaan soms niet of zien het belang er niet van in. Hierdoor missen zij preventieve zorg die aan alle ouders/opvoeders en kinderen wordt aangeboden.
  • Wanneer niet-geregistreerde ouders en kinderen een beroep doen op zorgvoorzieningen of onderwijs in Nederland is hier geen financiële ondersteuning voor.

Bij Pharos vinden we het belangrijk dat kinderen gezond op kunnen groeien en gelijke kansen op een goede gezondheid hebben. Dit begint al op jonge leeftijd, we weten dat de eerste 1000 dagen van een kind cruciaal zijn voor de rest van het leven.

Arbeidsmigratie gaat gepaard met veel onzekerheid. Ouders zullen niet altijd weten of en voor hoelang ze in Nederland zullen blijven. Voor de gezonde ontwikkeling van kinderen is het echter van belang dat gezinnen hier in Nederland de weg weten te vinden naar preventieve voorzieningen. Die kunnen onder meer helpen bij:

  • het wegwerken van eventuele taalachterstanden;
  • de gezonde ontwikkeling van hun kinderen;
  • omgaan met uitdagingen bij het opgroeien in Nederland.

Helaas weten we dat professionals ouders uit MOE-landen moeilijk kunnen bereiken en moeilijk aansluiting bij hen vinden. Dit komt voornamelijk door de taalbarrière en verschillende verwachtingen over de gezondheidszorg. Hierdoor blijven sommige ouders gebruik maken van zorg in het land van herkomst. De grootste zorg ligt bij de gezinnen die zich helemaal niet inschrijven in de BRP: doordat zij niet in beeld zijn maken zij helemaal geen gebruik van voorzieningen. Voorzieningen zoals kraamzorg, het consultatiebureau, VVE voorzieningen, nader onderzoek bij een ontwikkelingsachterstand of gedragsproblematiek. Het is nog onbekend wat de effecten van deze omstandigheden op de langere termijn zullen zijn.

Opvoedondersteuning

Migrantengezinnen krijgen in Nederland vaak te maken met andere opvattingen over opvoeden en opgroeien. Zij hebben niet altijd te maken gehad met zorg- en opvoedondersteuning, of dit ziet er in het land van herkomst heel anders uit. Professionals signaleren dat ouders veel opvoedvragen hebben. Ze zien spanningen binnen gezinnen en problemen rond de opvoeding. Ouders wensen vooral informele opvoedondersteuning, maar weten vaak onvoldoende van de Nederlandse voorzieningen om hier goed hun weg in te vinden, of voelen zich daar niet goed geholpen. Ze missen vaak het sociale vangnet dat in het thuisland wel aanwezig was.

Onderwijskansen

Jonge nieuwkomers uit MOE-landen beginnen op de Nederlandse school vaak met een grote taalachterstand, zij hebben erg veel in te halen vergeleken met hun autochtone leeftijdgenoten. De onderwijservaringen in het herkomstland zijn voorspellend voor het schoolsucces hier. Maar nieuwkomers die met een taalachterstand binnenkomen krijgen via het onderwijs vaak onvoldoende kansen om hun onderwijspotentieel te benutten. Sommige gezinnen pendelen tussen Nederland en thuisland. Het pendelen heeft gevolgen voor de onderwijsachterstanden en de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Daarnaast geven onderwijsprofessionals aan dat zij ouders moeilijk kunnen bereiken door de taalbarrière.

Factoren die de kansen van kinderen vergroten zijn:

  • een goede onderwijsbasis in het herkomstland;
  • niet te vaak pendelen tussen herkomstland en Nederland;
  • gestimuleerd worden door ouders of andere betrokken familieleden;
  • het hebben van een stabiele woon- en gezinssituatie.

Veel kinderen maken deze ideale situatie echter niet mee. In het herkomstland hebben ouders bijna altijd te maken gehad met een andere onderwijsstructuur, waardoor zij vaak zeer beperkt kennis over het Nederlandse onderwijssysteem hebben. Daarnaast hebben scholen niet altijd voldoende kennis over het belastende effect van migratie op kinderen. Een deel van de kinderen komt mede daardoor terecht in het speciaal onderwijs of in het praktijkonderwijs, de vraag is of dat altijd terecht is.

Aanbevelingen

Vanwege de sterke toename van het aantal kinderen uit MOE-landen is het van belang dat er aandacht is voor de specifieke uitdagingen waar deze gezinnen tegen aanlopen in Nederland. Alleen als zij in beeld zijn kun je beleid maken dat gericht is op gezondheid, welzijn en onderwijs.

1. Breng zorgelijke signalen samen in kaart

MOE-arbeidsmigranten zijn veelal werkzaam in specifieke sectoren zoals in de logistiek, de voedingsindustrie, de landbouw of zij doen productiewerk. Hierdoor zijn er bepaalde regio’s in Nederland waar veel meer arbeidsmigranten wonen, werken en leven dan in andere regio’s. We bevelen gemeenten met een grote groep arbeidsmigranten aan om allereerst in kaart te brengen hoe groot de groep is, uit welke landen de arbeidsmigranten komen en welk deel met opgroeiende kinderen in Nederland verblijft.

Meestal komt er iemand of een organisatie met een signaal dat er zorgen zijn over één of meerdere kinderen uit een bepaald MOE-land. In de geboortezorg, bij de jeugdgezondheidszorg of op school. Je wil voorkomen dat professionals alleen werken aan het zoeken naar oplossingen. Organiseer daarom een netwerkbijeenkomst waarbij alle betrokken partijen uitgenodigd worden, iedere partij kan daar zijn eigen kennis en zorgen over deze kinderen inbrengen. Zorg dat gemeente, politie, onderwijs en zorgprofessionals (huisarts, wijkteam, CJG, JGZ en geboortezorgprofessionals) aanwezig zijn.

Probeer vervolgens met zoveel mogelijk informatie van al deze partijen het plaatje van deze kinderen compleet te maken. Vraag welke partijen deze kinderen zien, hoeveel het er zijn, waar ze wonen, of ze naar school gaan, hoe het met hun gezondheid gaat en of ze problemen zien bij deze kinderen en hun ouders. Maak vervolgens afspraken over de te nemen stappen. Het werkt het best om hier een kerngroep voor aan te stellen, met leden die het mandaat van hun organisatie hebben. Zo kunnen zij acties uitvoeren en doorpakken.

2. Maak gebruik van de kennis en expertise van de arbeidsmigranten zelf

De eerste stap is om het perspectief van de (geboorte)zorg-, onderwijs- en andere professionals te kleuren met de ervaringen van de arbeidsmigranten en hun kinderen zelf. Geef arbeidsmigranten en hun kinderen een actieve rol bij initiatieven rondom hun gezondheid, voorlichting en participatie. Alleen door samen te werken, wordt duidelijk wat de meest effectieve stappen zijn. Daarnaast weten zij het best wat er nodig is en hoe anderen bereikt kunnen worden.

We adviseren gemeenten, (geboorte)zorg- en onderwijsprofessionals om te bouwen aan een netwerk van ervaringsdeskundige arbeidsmigranten/sleutelpersonen met wie ze kunnen samenwerken en door wie ze zich kunnen laten voeden en adviseren. Zorg voor een duurzame samenwerking waarbij de sleutelpersonen een belangrijke rol krijgen in het informeren van hun landgenoten, het toeleiden naar passende hulp en het mee uitvoeren van interventies.

3. Werk domeinoverstijgend aan een integrale aanpak

De problemen waar preventie, zorg- en onderwijsprofessionals tegen aanlopen hebben verschillende oorzaken waardoor de oplossingen dus ook domeinoverstijgend gezocht zullen moeten worden. Het is belangrijk om met partners uit de gezondheidszorg, jeugdhulp, onderwijs, het sociaal domein, de gemeente en arbeidsmigranten zelf samen te werken aan een aanpak om arbeidsmigranten en hun kinderen te bereiken en ondersteunen.

4. Werk samen aan betere communicatie en passende informatie

Vanwege de verhoogde gezondheidsrisico’s van arbeidsmigranten en hun kinderen is het extra belangrijk dat zij wegwijs zijn in onze samenleving, zorg en onderwijs. De taalbarrière is echter vaak een groot struikelblok, zowel voor het vinden van informatie als voor het krijgen van toegang tot zorg en ondersteuning. Het is belangrijk om informatie over en toegang tot het Nederlandse zorg- en onderwijssysteem beschikbaar te maken in eenvoudig Nederlands en in eigen taal en dit via diverse kanalen te verspreiden. Wacht niet met het bieden van informatie maar werk outreachend, ga proactief te werk en zoek de mensen die behoefte hebben aan informatie op.

Ook is het van belang om meer kennis en begrip over arbeidsmigranten en hun kinderen uit MOE-landen te creëren. Een deel van de arbeidsmigranten heeft onvoldoende gezondheidsvaardigheden om zelfstandig de weg te vinden in de Nederlandse zorg. Dat betekent dat zij onvoldoende in staat zijn om informatie over gezondheid te krijgen, te begrijpen, te beoordelen en te gebruiken bij het nemen van aan gezondheid gerelateerde beslissingen. Daarnaast zijn veel arbeidsmigranten niet vertrouwd met het Nederlandse zorg- en onderwijssysteem en werken deze systemen in het land van herkomst vaak anders. Maak gebruik van wat er al is aan passende informatie, kennis en trainingen over (cultuur)sensitief werken.

 

5. Stimuleer taal en integratie

Een deel van de arbeidsmigranten en hun kinderen zal in Nederland blijven. Het is dus belangrijk te investeren in de integratie van deze groep. Voor hen is er geen inburgeringsplicht en geen maatschappelijke begeleiding. Goede informatievoorziening is bepalend of mensen wegwijs raken in de samenleving en weten hoe en waar zij hulp kunnen krijgen. Een prettige woonomgeving, contact hebben met buren, de weg weten naar lokale voorzieningen en de taal spreken, dragen bij aan het welbevinden en de gezondheid van arbeidsmigranten en hun kinderen. Informeer mensen over hun rechten en plichten en waar zij terecht kunnen voor informatie en ondersteuning.

We hebben nog veel meer kennis te delen over kinderen uit MOE-landen.

Bovendien werk Pharos in diverse projecten samen met partijen om zorg en welzijn van kinderen van arbeidsmigranten in Nederland te vergroten en onze kennisbasis hierover uit te breiden.

Heeft u vragen, interesse om met ons samen te werken of wilt u weten wat Pharos kan betekenen? Neem contact op met Ines Roessink: i.roessink@pharos.nl

Naar boven