
Signaleren (en doorverwijzen)
Leerkrachten zijn nauw betrokken bij het monitoren van het welbevinden van hun leerlingen. Zij zullen als een van de eerste veranderingen en kwetsbaarheden bij hun leerlingen herkennen, maar kunnen ook groei en ontwikkeling in de gaten houden. De informatie over leerlingen (cijfers en observaties) wordt gekoppeld aan wat er geboden wordt op school en aan individuele leerlingen. Dit ‘aanbod’ gaat in de eerste plaats om didactische en pedagogische keuzes voor lessen, leerlingbesprekingen en de rol van de groepsleerkracht en mentor. Zij verzamelen signalen over hun leerlingen en fungeren als sleutelfiguur naar ouders en de zorgcoördinator of intern begeleider (Leren verbeteren, 2022).
Signaleren bij nieuwkomersleerlingen
Leerkrachten zijn vaak zeer positief over de contacten met ‘hun’ nieuwkomersleerlingen en tonen zich zeer betrokken. Desondanks zien zij soms problemen van de nieuwkomers over het hoofd. Dat is niet verbazingwekkend. Docenten hebben immers meestal geen specifieke opleiding gehad voor signaleren, twijfelen of het hun taak is en de signalen van leerlingen zijn vaak niet eenduidig. Daarbij zijn er in de klas veel leerlingen met problemen waarvan docenten betwijfelen of ze wel opgelost kunnen worden. Dus zijn ze soms terughoudend om hier op in te gaan. Leerlingen willen meestal met de toekomst aan de slag en hopen dat problemen gaandeweg vanzelf minder worden. Een aantal ‘overleeft’ en is ambivalent over een uitgestoken hand. Er is een verschil tussen wat de leerlingen desgevraagd zelf over hun welbevinden rapporteren en wat docenten signaleren. Docenten signaleren ‘dagdromen, concentratieproblemen, moeilijk toegankelijk zijn, geringe resultaten en aandacht vragen’. De jongeren noemen zelf klachten als angst, eenzaamheid en slaapproblemen. Zij hebben in vergelijking met in Nederland geboren kinderen meer lichamelijke en psychische problemen (Vervuurt & Kleijn, 1997). Als tegenwicht tonen leerlingen in veel nieuwkomersklassen meer dan gemiddeld prosociaal gedrag en helpen ze elkaar graag en veel (Pourfakhrian, 2009).
Mentale gezondheid nieuwkomers
De (mentale) gezondheid van de nieuwkomers in de klas hangt deels samen met hun achtergrond. Komen ze al/niet uit een land/gebied met een goede (preventieve) gezondheidszorg? Zijn ze een periode zonder goede zorg geweest? Is er, bijvoorbeeld bij de vluchtelingen onder hen, sprake geweest van schokkende gebeurtenissen in het land van herkomst, onderweg of tijdens de opvang In Nederland?
Maar ook heel belangrijk is de sociaal economische positie van ouders in Nederland. Als ouders geen of slecht betaald werk hebben, onzeker zijn over hun toekomst, veel zorgen hebben bijvoorbeeld over achtergebleven familie, een slecht inkomen hebben, dan heeft dat ook invloed op de gezondheid van kinderen. Bij kinderen in Nederland uit gezinnen met een niet-westerse achtergrond in Nederland en bij migrantenkinderen uit Midden- en Oost-Europa leeft rond een kwart in armoede en dit kan grote impact hebben op hun gezondheid.
Sommige nieuwkomersleerlingen zijn druk, ongeconcentreerd of juist erg stil of angstig. Met name vluchtelingenkinderen kampen met meer sociaal-emotionele problemen dan andere kinderen in Nederland. Ze zijn neerslachtiger en angstiger. Een aantal van hen heeft erg nare gebeurtenissen meegemaakt en moeten deze nog verwerken. Door een sterke focus op traumatische gebeurtenissen als veroorzaker van problemen en omdat kinderen nog een taalachterstand in het Nederlands hebben wordt bij vluchtelingenkinderen in Nederland niet altijd tijdig gedacht aan bijvoorbeeld autisme of dyslexie.
Gewone klachten vanwege bijzondere situatie
Hoe ingrijpend iemands klachten ook zijn, ze zijn vaak tijdelijk en horen bij een normaal proces van verwerking. Bij kinderen kan dit leiden tot nachtmerries, slecht slapen, somber zijn en weer in bed plassen. Als deze klachten het dagelijks functioneren ernstig belemmeren en langer dan enkele maanden duren, is het belangrijk om advies te vragen, bijvoorbeeld aan de jeugdverpleegkundige van de school.
Extreme gebeurtenissen als oorlogsgeweld, marteling, moord en verkrachting laten meestal blijvende sporen achter en hebben soms invloed op de verdere levensloop. Die invloed hoeft overigens niet alleen negatief te zijn. Slachtoffers geven ook aan dat zij bewustere keuzes zijn gaan maken in hun bestaan. Dat wordt posttraumatische groei genoemd. Bekend is bijvoorbeeld dat vluchtelingenjongeren vaak voorkeur hebben voor een beroep waarbij zij anderen kunnen helpen.
Soms zullen deze leerlingen extra zorg nodig hebben. Creatief-, drama-, spel- en muziektherapeuten kunnen daarbij op scholen een belangrijke rol spelen.
Als het thuis niet zo goed gaat
Migratie kan het gezinsleven negatief beïnvloeden. Er zijn nieuwkomersgezinnen waar ouders psychische problemen hebben, waar de kans op uitzetting reëel is en/of waar sprake is van opvoedingsproblemen (Bellaart, 2015) en verwaarlozing en mishandeling. (Goosen, 2015, Lewig, 2013.) Dat zijn factoren die het contact tussen school en ouders extra bemoeilijken omdat deze leerlingen juist extra gesloten kunnen zijn of docenten de signalen wel zien, maar aarzelen, omdat ze twijfelen of ze deze leerlingen echt kunnen helpen. Juist daarom is het belangrijk om samen te werken aan een basis van goed contact tussen ouders en school waardoor het voor leerlingen ook vanzelfsprekender wordt om meer te delen in de klas.
Meer informatie
PO: https://www.lowan.nl/po/kwaliteitszorg/welbevinden/
VO/ISK: https://www.lowan.nl/vo/zorg/
PO/VO/ISK: https://www.lowan.nl/po/lesmateriaal/sel-werkbladen/
PO/VO/ISK: https://www.augeo.nl/vluchtelingenkinderen
PO/VO/ISK: https://www.augeo.nl/nl-nl/themas/trauma-en-stress/ingrijpende-jeugdervaringen/