Werken aan de sociaal-emotionele ontwikkeling in de groep

Hoe kun je als docent aandacht besteden aan sociaal emotioneel leren in de klas? En hoe doe je dit als er sprake is van zo ontzettend veel verschillen in de klas, ten aanzien van leeftijd, herkomstland, hoe lang iemand al in Nederland is etc.?

Sociaal emotionele ontwikkeling en ingrijpende jeugdervaringen

Ingrijpende jeugdervaringen kunnen traumatisch zijn. Wanneer leerlingen dagelijks te maken hebben (gehad) met onveilige of zeer stressvolle omstandigheden, zijn hun hersenen gericht op overleven in een bedreigende omgeving. Getraumatiseerde kinderen hebben vaak moeite met leren, met het reguleren van hun emoties en hun gedrag en met vertrouwen in zichzelf en anderen. Als je de sociaal emotionele vaardigheden van leerlingen met ingrijpende jeugdervaringen vergroot is dat ook extra belangrijk.

Betrouwbaar zijn

Als leraar kun je een belangrijke rol spelen in het leven van álle leerlingen. En in die van kwetsbare leerlingen in het bijzonder. Voor hen kun je die ene persoon zijn die écht het verschil maakt. Door in je houding en gedrag te tonen dat je betrouwbaar bent, dat je er voor een leerling bent, dat een leerling ervan uit kan gaan dat hij/zij veilig is bij jou, dat je voor hem of haar zult opkomen én dat je niks doet achter de rug om van een leerling. Uiteindelijk begint de sociaalemotionele ontwikkeling bij dat basisvertrouwen in jezelf en de ander.

Sociaal emotioneel leren in de klas, wat kun je doen?

Hoe kun je als leerkracht structureel aandacht besteden aan sociaal emotioneel leren (SEL) in de klas? Hoe zorg je ervoor dat alle competenties van sociaal-emotioneel leren aan worden gesproken en hier doelgericht aan wordt gewerkt?

Programma’s

Er zijn programma’s voor nieuwkomers die structureel en doelgericht aandacht besteden aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. Een paar voorbeelden:

  • Vreedzaam voor nieuwkomers is een compleet programma voor sociale competentie en burgerschap. Het programma bestaat uit een lessenserie waarin leerlingen onder andere leren om zelf conflicten op te lossen, emoties te reguleren, samen te werken, interesse te tonen in elkaar en elkaar te accepteren en daadwerkelijk te participeren in de mini-samenleving die de school vormt. Hierbij worden veel non-verbale handvatten en pictogrammen aangeboden.
  • TeamUp op School bestaat uit gestructureerde sport- en spelactiviteiten, die zijn gekoppeld aan thema’s zoals “Assertiviteit” en “Respect”. Er wordt weinig taal gebruikt tijdens TeamUp, waardoor iedere leerling vanaf dag één op school kan meedoen met de activiteiten. Tijdens de TeamUp-sessies doen leerlingen in een veilige omgeving op school (nieuwe) sociaal-emotionele vaardigheden op, die weer van pas komen in het dagelijks leven.

Lees meer over het kiezen van een goed programma bij ‘Vanuit een ondersteunend beleid werken aan welbevinden – Een geschikt(e) methode of programma

Gelijk zelf aan de slag

Naast deze programma’s zijn er ook manieren om zelf gelijk aan de slag te gaan met de sociaal-emotionele ontwikkeling van je leerlingen in de klas. Hierbij is het belangrijk om alle vijf de SEL competenties aan te spreken en op een structurele en doelgerichte manier aandacht te besteden aan de gehele sociaal-emotionele ontwikkeling. Een aantal voorbeelden van concrete handvatten:

Ik -competenties: besef van zichzelf en zelfmanagement

  • Heb oog voor elke leerling in de klas, zorg dat ze zich welkom voelen. Begroet iedere leerling bij binnenkomst en ga met ze in gesprek.
  • Geef leerlingen de tijd en ruimte om zichzelf een plaats te geven en te wennen (te “landen”). En om eventueel te vertellen wat hen dwars zit.
  • Besteed aandacht aan emoties en gevoelens van leerlingen. Maak gebruik van emotiekaarten om leerlingen te leren hun eigen emoties te herkennen en te erkennen. Gebruik bijvoorbeeld deze emotiekaarten die ook thuis kunnen worden gebruikt.
  • Zet een gevoelsthermometer in. Met een gevoelsthermometer leren leerlingen hun eigen emoties herkennen en ook die van een ander. Laat leerlingen op verschillende momenten op de dag deze gevoelsthermometer invullen. Zo worden ze zich bewust van hun emoties op verschillende momenten van de dag, en van het feit dat dit dus kan wisselen. Ook geeft het je als leerkracht een aanknopingspunt om het gesprek aan te gaan met de leerling.
  • Kijk met leerlingen wat ze nodig hebben als ze overspoeld worden door emoties. Wat helpt hen om weer rustig te worden? Een knuffel? Een veilige plek om zich even te verstoppen? Een stuk kneedgum om mee te friemelen? Help ze ontdekken hoe ze zichzelf beter kunnen reguleren.
  • Schrik niet als leerlingen in hun spel oorlogssituaties naspelen of bijvoorbeeld oorlogssituaties natekenen. Laat het maar gebeuren, het moet er toch uit. Het is wel belangrijk om erover te praten met hen. En als dat spel te lang doorgaat, begrens het door bijvoorbeeld een andere spelsuggestie te doen.
  • Normaliseer emoties. Als leerkracht kun je de angsten van leerlingen in perspectief plaatsen door te vertellen dat het normaal is om op een bepaalde manier te reageren als je erge dingen meemaakt of eerder hebt meegemaakt.

Ga in gesprek met de leerlingen. Maak hiervoor gebruik van ondersteunende pictogrammen om bepaalde dingen in het gesprek te kunnen verduidelijken.

  • Wat vind jij belangrijk dat ik van jou weet? Wat vind je belangrijk dat andere leerlingen van jou weten?
  • Waar vind je dat je goed in bent?
  • Wat maakt jou aan het lachen? Waar word je blij van? Wat vind je heel vervelend?
  • Waar krijg je energie van? Wat vind je leuk om te doen?
  • Welk compliment zou je jezelf geven? Wat ging deze week goed?
  • Hoe kan ik het aan jou merken als het goed met je gaat? Wat voel of denk je dan?
  • Hoe kan ik het aan jou merken als je niet lekker in je vel zit? Wat voel of denk je dan? Deel je dit ook met anderen? Zo niet, wat houd je tegen? Hoe kan de klas of kan ik je op zo’n moment helpen? Wat doe je op zo’n moment zelf, of zou je kunnen doen?
  • Wat vind je van je klas? Met wie kun jij het goed vinden in de klas? Wat vind je van de sfeer? Voel je je thuis? Wat vind je fijn aan de klas? Wat vind je niet fijn?

Werk aan stressreductie bij de leerlingen

  • Zorg voor voldoende ontspanning op de dag en leer je leerlingen hoe te ontspannen
  • Let er op dat de leerling in de klas tijd heeft om bij te komen van stressvolle situaties
  • Probeer gezond leven zoveel mogelijk te stimuleren en probeer het goede voorbeeld te geven
  • Motiveer om te bewegen, dit verlaagt het stresshormoon
  • Complimenteer de inspanning en niet het resultaat
  • Help bij plannen en stel geen te hoge eisen (maar ook niet te laag!)
  • Bespreek waar nodig met ouders het belang van een goede nachtrust
  • Help mee zoeken naar de stressbron

Jij-competenties: besef van de ander en relaties kunnen hanteren

  • Bespreek situaties die gaan over gevoelens en gedachten van een ander. Bekijk bijvoorbeeld samen een filmpje, bespreek een verhaal/casus of een actuele situatie. Stel de leerling(en) vervolgens vragen. Bijvoorbeeld: Wat denkt of voelt de hoofdpersoon? Waar zie of merk je dat aan? Wat is er aan de hand? Als leerlingen dit nog niet kunnen verwoorden, zet dan opnieuw de emotiekaarten in en laat ze aanwijzen hoe de hoofdpersoon zich voelt gedurende het verhaal.
  • Zorg dat er duidelijke (omgangs)afspraken zijn in de klas. Stel deze samen met de leerlingen op, maak deze visueel en hang ze in de klas. Zo kan er altijd naar toe worden verwezen en weten de leerlingen wat er van ze wordt verwacht.
  • Stimuleer activiteiten die leerlingen uitdagen om samen te werken of samen te spelen. Zet coöperatieve werkvormen in, speel (gezelschaps)spelletjes. Besteed hierbij ook aandacht aan communicatievaardigheden; hoe vraag je of je mee mag spelen? Hoe luister je goed naar elkaar? Wat zie je dan bij elkaar? Hoe zorg je ervoor dat je om de beurt speelt?

Routines en voorspelbaarheid

  • Wees voorspelbaar. Nieuwkomers hebben behoefte aan structuur en duidelijkheid. Maak gebruik van een visuele dagplanning. Wat kunnen de leerlingen verwachten? Hoe lang duren de verschillende onderdelen? Wat gaan we doen in de pauze? Wie is wanneer aanwezig? Naar wie kan ik toe als ik hulp nodig heb?
  • Bespreek lesonderdelen en activiteiten voor (wat gaan we doen en wat verwachten we van je?) én na (hoe is het gegaan?). Voorspelbaarheid in je reacties en gedrag draagt ook bij aan veiligheid

Wij-competenties: keuzes maken

  • Besteed aandacht aan keuzes maken: wat is goed voor mij en de ander? Bespreek bijvoorbeeld samen een alledaags (klein) probleem: Wat gebeurde er? Wat voel je en denk je? Wat is het probleem? Welke oplossingen kun je bedenken?
  • Laat leerlingen oefenen met keuzes maken en hun stem laten horen. Begin bijvoorbeeld met laagdrempelig stemmen over het boek dat wordt voorgelezen. Zo ervaren leerlingen dat ze invloed kunnen hebben maar ook dat andere een andere mening kunnen hebben en de keuze soms dus ergens anders op valt.
  • Laat leerlingen invloed uitoefenen op bepaalde dingen in de klas of in de school. Getraumatiseerde kinderen hebben vaak ervaren dat ze weinig invloed hebben op de omstandigheden. Laat ze bijvoorbeeld meebeslissen over de afsluiting van de dag, de invulling van het knutselen, de juffendag etc.

Materialen en interventies

Bronnen

Naar boven