Voorgeschiedenis en situatie in land van herkomst

Elke leerling en elke situatie is natuurlijk uniek maar hoe kan de voorgeschiedenis en de situatie in het land van herkomst van jouw leerlingen doorwerken op wat je dagelijks ziet in de klas? Heb je een idee hoe het leven in het thuisland er uitzag, hoe was bijvoorbeeld de onderwijssetting daar? Hoe groot zijn de verschillen tussen vroeger en nu? Allemaal vragen die je jezelf kan stellen om je leerlingen nog beter te leren kennen.

Land van herkomst

Vaderland

Je leerlingen hadden een vaderland, voordat ze in Nederland kwamen wonen. Het land (of de streek) waar de leerling opgroeide is niet alleen het land van de vader, maar ook dat van volk en voorvaderen. De binding met de moedertaal en het vaderland (moeten) loslaten is in psychologische zin te vergelijken met het zich los moeten maken van de beide ouders. Migrantengroepen doen hier meerdere generaties over, waarbij ze winnen en verliezen.

De verschillen met het land van herkomst en hier kunnen enorm groot zijn. Klimaat, geloof, culturele gewoonten en gebruiken, sociale codes, alles is anders. Ook kunnen er verschillen zijn tussen hoe kinderen en volwassenen of mannen en vrouwen, met elkaar omgaan. Ook kan de wijze waarop leerkracht en leerling met elkaar omgaan anders zijn.

Familie

Soms hebben leerlingen voor hun komst naar Nederland eerst lang bij familieleden gewoond, bijvoorbeeld bij grootouders of ooms en tantes. Ze kunnen erg gehecht zijn geraakt aan deze familieleden, die hen soms daadwerkelijk hebben opgevoed. Familie is voor veel migranten een bron van steun, maar families zijn vaak incompleet en/of men woont ver weg. Familie kan, zeker bij vluchtelingen, op veel verschillende plaatsen in de wereld wonen. Veel van hen missen hun familieleden, bijvoorbeeld hun opa’s en oma’s.

Moedertaal

Voordat je leerlingen Nederlands leerden hadden ze al een moedertaal, de taal die een kind van de moeder leert, is de taal waarmee het met de moeder verbonden is. Ook voor kinderen die behalve door hun moeder door andere volwassenen (op)gevoed en verzorgd zijn, is de moedertaal de taal die herinneringen oproept aan koestering en zorg.

Onderwijs

De verschillen met het onderwijs in het land van herkomst zijn doorgaans groot. Er zijn landen waar de leerplicht op veel latere leeftijd begint, waar participatie van ouders niet een gebruik is en waarbij de rol van school ook die van opvoeder is. Het kan zijn dat ouders verwachten dat leerkrachten veel eisen van kinderen en veel huiswerk opgeven omdat dit in land van herkomst zo was. In sommige landen staan uitsluitend mannen voor de klas of is het onderwijssysteem zeer autoritair. Het verschil in stijl van lesgeven, bijvoorbeeld dat het er hier veel minder hierarchisch aan toe gaat, kan andere verwachtingen oproepen.

Het  vertrek

Push en pull factoren

Bij alle migranten speelt een combinatie van zogenaamde pushfactoren en pullfactoren, redenen waarom zij uit hun land vertrekken en waarom zij naar een bepaald land toegaan. Het maakt verschil wat die factoren zijn geweest. Vluchtelingen vertrekken in verband met oorlog, om geweld te ontvluchten, vanwege politieke redenen of omdat hun veiligheid op een andere manier zeer ernstig in het geding is geweest. Zij komen voor hun persoonlijke veiligheid en/of die van hun kinderen. Arbeidsmigranten vertrekken om economische redenen, maar die kunnen ook samenhangen met een politieke situatie in hun land. Ernstige langdurige armoede kan ook traumatiserend zijn geweest voor kinderen. Soms is armoede een pushfactor net zoals oorlog dat is. Ouders worden of voelen zich soms gedwongen om naar een ander land te gaan. Bijvoorbeeld omdat er geen werk meer is, of omdat ze geen verblijfsvergunning hebben gekregen.

Oorlog

De stress van de gedwongen migratie kan heftig en zelfs traumatiserend zijn. Extreme ervaringen vanuit oorlogshandelingen als beschietingen, bombardementen, het vernietigen van het eigen huis, verkrachtingen of een gewelddadige dood van familieleden zijn  zeer ingrijpend.

Plotseling of voorbereid vertrekken

Wie voorbereid vertrekt kan meestal makkelijker wennen. Vluchtelingen hebben soms plotsklaps moeten vertrekken. Sommige arbeidsmigranten bereiden zich voor op de aankomst in hun nieuwe thuisland. Maar arbeidsmigranten kunnen ook geronseld zijn of ontworteld zijn in hun land van herkomst, ook hen overkomt dan de migratie. Leerlingen weten soms zelf niet waarom ze juist in Nederland wonen. Soms zijn families gestrand in Nederland en waren ze bijvoorbeeld op weg naar Engeland of Zweden. Sommige jongeren en families bereiden zich voortdurend ook weer voor op een terugkeer, soms is terugkeer een diepe wens. Ook dat maakt dat leerlingen soms niet kunnen wennen.

Gefaseerde migratie

Bij veel gezinnen van migranten verloopt de migratie gefaseerd. Eerst één van de ouders, dan de partner en dan de kinderen. Soms blijven oudere broers en zussen achter.  Het komt ook voor dan kinderen vooruit reizen alleen of met een tante of oom.  Soms zijn kinderen verantwoordelijk voor de gezinshereniging in Nederland. Die fasering in de migratie betekent voor veel leerlingen ook herhalend verdriet. Gescheiden worden van vader, van beide ouders en dan afscheid nemen van grootouders, waar kinderen of jongeren, als intermezzo, enkele jaren werden opgevangen.

De reis en de aankomst in Nederland

Onderweg

Tijdens de reis kan een leerling geconfronteerd zijn met hevige omstandigheden. Tijdens hun vlucht of in een doorgangskamp kunnen leerlingen te maken hebben gehad met extreme gebeurtenissen zoals verdrinking of seksueel geweld.

Vluchtelingenkampen in het buitenland

Sommige leerlingen hebben voordat ze hier kwamen in vluchtelingenkampen gezeten. Daar zijn de omstandigheden mogelijk zeer erbarmelijk geweest. In sommige kampen is er sprake van veel geweld.

Er zijn leerlingen die hun leven lang in vluchtelingenkampen leefden, nooit naar school gingen en analfabeet zijn.

Asielzoekerscentrum en daarna

Als een vluchtelingenkind in Nederland arriveert, heeft het vaak goede hoop op een mooie toekomst. Eenmaal in Nederland komen die verwachtingen niet altijd uit. Hoe langer de asielprocedure duurt, hoe meer verhuizingen een kind meemaakt. Het wisselt dan vaak van school en durft niet steeds opnieuw vriendschappen aan te gaan. De omstandigheden daar kunnen verschillend zijn geweest. Tegenwoordig kan het ook zo zijn dat een deel van je leerlingen op een Noodopvang Locatie woont of heeft gewoond.

Kinderen die het goed hebben in een azc, en vervolgens verhuizen naar een huis in de gemeente, moeten opnieuw het wiel uitvinden. Ze missen vaak het gemak waarmee ze in een azc met andere kinderen konden spelen. Soms is er ook teleurstelling omdat ze aan de rand van een stad terechtkomen, waar ze weinig mogelijkheden hebben om in contact te komen met Nederlandstalige kinderen.

Al die verplaatsingen en het steeds moeten aanpassen vergt veel van het uithoudingsvermogen van het kind. En ook moed, om niet gedesillusioneerd te raken en toch gemotiveerd te blijven om een nieuw bestaan op te bouwen waardoor het mee kan doen.

De (thuis)situatie in Nederland

Voor veel leerlingen met een vlucht of migratie- achtergrond zijn hun ouders (figuurlijk) afwezig. Door hun eigen zorgen of omdat integreren moeizaam lukt of er sprake is van armoede, lukt het ouders lang niet altijd om hun kinderen adequaat te ondersteunen. Ook zijn door de migratie of de vlucht de gezinsverhoudingen vaak veranderd of zijn ook de samenstellingen van gezinnen nieuw. Soms zijn er nieuwe gezinsleden of zijn er familieleden die missen in het gezin. Er zijn ook andere uitdagingen. Ze worden lang niet door iedereen positief bejegend, er is uitsluiting. Dat kan spanningen opleveren voor deze leerlingen.

De woonsituatie van leerlingen verschilt sterk en ook de juridische verblijfsstatus van leerlingen en gezinsleden kan verschillen van ongedocumenteerd tot in afwachting van een vergunning. Sommige gezinnen zitten in de wachtstand om door te migreren of om terug te gaan. Sommige ouders pendelen op en neer naar land van herkomst. Soms hebben leerlingen verplichtingen aan familieleden in het land van herkomst.

Wat zie je bij je deze leerlingen?

  • Vaak afscheid nemen. Waar leerlingen ook vandaan komen, ze hebben afscheid moeten nemen van mensen en dingen die hen dierbaar waren. Klimaat, voedsel, huisvesting, familie, vrienden, onderwijs en vrije tijd. Dit kan hen nog heel lange tijd een gevoel van ontheemding geven.
  • Op verhaal komen. Als ze bij jou op school komen hebben ze tijd nodig om te wennen aan een nieuw land en op verhaal komen. Goede en slechte herinneringen krijgen een nieuwe betekenis als je in een nieuw land woont.
  • Stress door herinneringen aan geweld. Waarschijnlijk zie je regelmatig tekenen van stress bij de leerlingen. De stress van de gedwongen migratie en bijvoorbeeld, het verblijf in asielzoekerscentra kan heftig en zelfs traumatiserend zijn. Daarnaast zijn extreme ervaringen vanuit de oorlog en van tijdens de vlucht zeer ingrijpend.
  • Als terugkeer of doormigratie bij ouders in de lucht blijft hangen. Dit heeft dat zijn weerslag op de leerlingen, waardoor hun motivatie op school onder druk kan komen te staan. Als ouders niet gemotiveerd zijn om Nederlands te leren, kunnen zij hun kinderen minder goed ondersteunen. Contacten met jou als docent, en met de school als geheel worden dan lastiger.
  • Ups en downs. Je ziet waarschijnlijk ook dat wennen aan een nieuw land vaak met ups en downs gaat. Hoewel Nederland deze leerlingen mogelijkheden biedt die ze in het herkomstland niet (meer) hadden, lopen ze ook tegen belemmeringen op. Bijvoorbeeld de taal, de eisen die binnen het reguliere onderwijs gesteld worden, maatschappelijke segregatie en discriminatie.
  • Met het hoofd bij andere zaken. De veiligheid van je familie in land van herkomst, of je familie een vergunning krijgt, of het je broer lukt om na te reizen. Er zijn veel “volwassen” zaken waar leerlingen druk van kunnen voelen waardoor ze in gedachten afwezig zijn en moeite hebben met focussen en leren.
  • Anderen maakten de keuze. Omdat de ouders en familie vaak de keuze maakten om te vertrekken en niet de leerlingen zelf, kunnen je leerlingen ambivalent staan ten opzichte van hun verblijf in Nederland.
  • Opnieuw beginnen. Een nieuwe taal leren en in een nieuw land wonen, dat voelt soms aan als helemaal opnieuw beginnen. Veel kennis die je leerlingen van huis uit hebben over het sociale verkeer, lijkt in eerste instantie van weinig nut in de nieuwe omgeving. Gewoontes, taken en rollen zijn plots veranderd. De sociale codes zijn hier bijvoorbeeld helemaal anders. Net als andere jongeren willen nieuwkomersleerlingen er het liefst gewoon bij horen, niet opvallen en ‘anders zijn’.
  • Verzuim. Wanneer leerplicht bijvoorbeeld later start in het land van herkomst, of wanneer verzuim geen consequenties had dan kan dat soms verklaren waarom een leerling in Nederland ook makkelijk verzuimt.
  • Moeizame samenwerking met ouders. Veel ouders hebben beperkte kennis van het Nederlandse onderwijssysteem. Sommige ouders zijn niet eraan gewend dat scholen verwachtingen van hen heeft, bijvoorbeeld bij het begeleiden bij huiswerk. Sommige ouders willen dat hun kind optimaal scoort op school en zijn gewend dat onderwijs zeer prestatiegericht is. Ze zijn daarom misschien soms kritisch jouw school.

Gevolgen voor het onderwijs

  • Soms hebben leerlingen jarenlang (goed) onderwijs gemist en/of zijn ze vaak verhuisd. Het goed leren van Nederlands kost daardoor ook veel extra tijd en er ontstaat vertraging in hun onderwijscarriere.
  • Er zijn leerlingen die hun leven lang in vluchtelingenkampen leefden, nooit naar school gingen en analfabeet zijn. Er zijn ook leerlingen, het gaat om een klein aantal, die al hoger voortgezet onderwijs volgden.
  • Afkomstig uit verschillende werelddelen spreken de leerlingen van huis uit tientallen verschillende talen. Er is maar een beperkt aantal leerlingen dat al Engels of een andere West-Europese taal spreekt. Vaak is het schrift erg afwijkend. Dat maakt het uiteraard extra moeilijk om Nederlands te leren.

Wat kun je doen als docent of ondersteuningsteam?

Het is belangrijk om bij het ondersteunen van de sociaal- emotionele ontwikkeling van leerlingen de thuissituatie in het oog te houden, daar aandacht voor te hebben bij de intake,  en op gepaste momenten daar het gesprek over te voeren. Die situatie heeft veel invloed uiteraard op het gedrag en gevoel van leerlingen in de klas. Het is essentieel om altijd contact te houden met de ouders/verzorgers. Daarnaast werkt laagdrempelig contact het beste voor je leerlingen. Met een oma, een buurvrouw, een moeder van een vriendje of de mentor op school. Wie staan er om de leerling heen? Wie zijn betrokken? Met wie hebben ze een goed contact?

  • Wil je nog dichter aansluiten bij de achtergrond en belevingswereld van gezinnen en leerlingen met wie je werkt? Welke vragen stel je aan je leerling of de ouders/verzorgers om hun leefwereld beter te begrijpen? Maak gebruik van onze praktische en korte handreiking waarin je allemaal vragen vindt om aan jezelf te stellen. Bijvoorbeeld over de normen en waarden uit je eigen opvoeding en hoe die beïnvloeden hoe jij kijkt naar de gezinnen waar je mee werkt. Maar er zijn ook vragen die je kunt stellen om meer te weten te komen over de (culturele) achtergrond van de ouder of jongere die tegenover je zit. En om hun situatie beter te begrijpen.
  • En kijk bij het onderdeel “Thuissituatie van de leerling” voor geschikte vragen voor een intake waarbij je de voorgeschiedenis en de thuissituatie in kaart brengt

Bronnen

  • Wereldreizigers, Bram Tuk & Ilse Vlietstra, Pharos 2017
  • Welkom op School, Bram Tuk & Milleke de Neef, Pharos 2015
Naar boven